zondag 24 maart 2013

De Finish

Vorig weekend fotografeerden wij als fotoclub voor Mud Masters de Voorjaarseditie. De Mud Masters Obstacle Run is een hindernisloop, waarbij de deelnemers een parcours van 6 of 12 kilometer afleggen, dat is ontworpen door mariniers, geïnspireerd door de meest uitdagende militaire stormbanen wereldwijd. Zoals de naam al aangeeft speelt modder een belangrijke rol – net als modderwater overigens, vuur en andere ongemakken. Deze editie deden er over twee dagen verdeeld 8000 deelnemers aan mee, die op deze manier niet alleen een uitdagende en leuke dag hadden, maar ook bijdroegen aan het Revalidatiefonds.

Daarbij stond ik opgesteld bij de allerlaatste hindernis in het parcours: 'the Sizzler', een sluis van pakweg 15 meter waar de deelnemers door schrikdraden heen moesten lopen. De uitdaging voor de fotograaf hier is tweeledig.

Op de eerste plaats rent hier iedereen, liefst krom gebogen of met de armen voor het gezicht, op een zo hoog mogelijke snelheid doorheen, langs de fotograaf naar de finish erachter, waar een biertje en een t-shirt als beloning wachten. Zodat ook de fotograaf nog een sportieve prestatie mag leveren, vergelijkbaar met kleiduiven schieten.

Een tweede uitdaging is om in die korte tijd van passage - tussen alle beweging, vaak in groepen, door - de emotie te vatten. Want daar komt het hier op neer, en die is er dan ook genoeg. Hier waren de deelnemers immers aan het eind, vaak letterlijk, afgepeigerd, onder de modder en doorweekt, en blij er bijna te zijn. Onder die omstandigheden maken de deelnemers snelle emotionele wisselingen door: eerst aarzeling, dan tanden op elkaar en rennen, gevolgd door woede en pijn als ze een schok krijgen. En eenmaal erdoorheen opluchting en blijdschap dat ze de finish gehaald hebben.

Die emotie pakken vereist concentratie en (dynamische auto)focus, inleven en meebewegen, en in de nabewerking ‘abstraheren’: inkaderen, zwart/wit omzetting en spelen met contrast. Dan hou je tussen al die modder toch een paar mooie goudklompjes over.


maandag 11 maart 2013

Abstractie

Herstellend van een operatie heb ik alle tijd om na te denken over waar ik heen wil met mijn fotografie – en ik ben eruit. Ik beken mij tot de abstraherende fotografie (abstractie als werkwoord!).

Wat abstract betekent in de context van fotografie was onlangs onderwerp van enige discussie in onze fotoclub. En zo denk ik erover:

Abstracte schilderkunst is naar mijn idee een terechte en zinvolle stroming in de kunst die in niet onbelangrijke mate ‘ontketend’ is door de opkomst van de fotografie in de vroege 19e eeuw. De laatste ontsloeg kunstschilders feitelijk van de zorg om de fysieke, zichtbare werkelijkheid zo goed mogelijk weer te geven. De vraag is in hoeverre de fotografie ook zou kunnen profiteren van een  dergelijk afstand nemen tot representatie – en in welke mate? Mijn antwoord zou zijn: ‘ja’ respectievelijk ‘halverwege’, en ik zal uitleggen waarom.

Hoewel volledig representerende fotografie – de ‘natuurlijke’ habitat voor fotografen – de fotograaf beslist veel mogelijkheden biedt om zijn persoonlijkheid te leggen in zijn beelden, en voor de beschouwer om nieuwsgierigheid en fantasie te voelen bij het genieten ervan, geloof ik dat er veel te winnen is door te bewegen richting de andere kant van het spectrum: naar het abstracte. Maar het simpelweg kopiëren van abstracte kunst in het algemeen en abstracte schilderkunst in het bijzonder is niet de weg.

Er is een fundamenteel verschil tussen schilderen  en fotograferen in de benadering van het abstracte, een woord dat afgeleid is van het Latijnse ‘abstráhere’, dat zoveel betekent als ‘weglaten’, het weg laten van alles wat niet relevant is om de meer fundamentele structuren zichtbaar te maken. Welnu, de kunstschilder begint in beginsel altijd met een blanco canvas en de abstracte essentie van wat hij over wil brengen – en begint dan pas met het ‘in vorm brengen’, dat al dan niet ook abstract kan zijn. De fotograaf daarentegen moet noodzakelijkerwijs helemaal aan de andere kant van het spectrum beginnen, met de zichtbare wereld voor zover die wordt gevangen in zijn sensor/film, zodat voor hem ‘abstractie’ per definitie een werkwoord is, een activiteit die in spanning vereist, geleid door zijn persoonlijke ideeën, intuïtie en gevoelens.

Dat betekent dat, vanuit mijn oogpunt, dat abstracte fotografie die hout snijdt (betekenis en persoonlijkheid heeft) niet kan volstaan met een makkelijke imitatie van volkomen abstracte schilderkunst. Volledig abstracte foto’s zijn vaak niet meer dan vervreemdend opgeblazen kleine uitsneden van de zichtbare werkelijkheid, die noch bij de maker noch bij de beschouwer enige relatie meer opwekken met werkelijke gevoelens en ideeën, behalve dan dat het resultaat prettig, mooi, verrassend en decoratief is. De maker is hier feitelijk afwezig – en voor inleving of verbeelding vanuit de beschouwer is evenmin nauwelijks plaats.

Fotografie daarentegen moet in mijn beleving bij de herkenbare werkelijkheid beginnen (‘kijken’), maar tevens door haar heen kijken naar wat op dat moment voor de fotograaf betekenisvol is (‘zien’). De brug ernaartoe zijn de dingen die opvallen en daarom schijnbaar/mogelijk betekenis hebben. Deze ‘tekens’ zetten de verbeelding in gang – eerst bij de fotograaf, later bij de beschouwer. Het ontdekken van en duiden van die tekens, wat zich grotendeels intuïtief zo niet onbewust afspeelt,  is gebaat bij een proces van weglaten (abstractie) en vervormen (transformatie), uitdrukkingen van de communicatie tussen de persoonlijke verbeelding en de essentie achter de zichtbare verschijnselen, gericht op het bovenhalen van wat werkelijk belangrijk is. Voorbeelden van abstractie zijn het weglaten van scherpte en contouren, beeldelementen in het kader (compositie), kleur of hele lichtspectra (zoals met zwart/wit en infrarood fotografie). Vervorming kan betekenen: vervagen (door tijd, beweging en focus), vervloeien, verkleuren en perspectief-vertekening. Dat kan in de nabewerking, maar begint al tijdens het fotograferen en het kijken: inkaderen, filter- en lenskeuze, scherptediepte . En nog belangrijker: daarvoor, in een mentale staat die door Zenboeddhisten ook wel mushin, no-mind-ness wordt genoemd. Een volslagen open geest die zeer alert maar niet gefocust is en daardoor open staat voor onvermoede tekens en betekenis.

Het resultaat moet een beeld zijn dat nog duidelijk herkenbare beeldelementen heeft, maar tegelijk zo geabstraheerd en vervormd is dat tekens naar voren worden gebracht waarvan de betekenis niet vanzelfsprekend is maar ontstaat in een proces van verbeelding en ontraadselen. Een geslaagde foto ligt net naast de werkelijkheid – zodat de beschouwer geïnspireerd raakt om zelf de werkelijkheid eens met andere ogen te zien. En in zichzelf te kijken: wat betekent dit voor mij?

Hoe anders (maar ook: gelijk) abstractie is in de fotografie in vergelijking tot de schilderkunst is te zien bij een schilder/fotograaf als Saul Leiter. Als kunstschilder behoort Saul Leiter tot het Abstract Expressionisme, de Amerikaanse tegenhanger van wat in Europa de Lyrische Abstractie wordt genoemd. In zijn schilderijen is, net als in de meeste latere abstracte schilderkunst, elke vorm en figuratie verdwenen. Echter, als fotograaf maakte hij foto’s die wel degelijk beginnen bij de vertrouwde werkelijkheid – maar door een proces van no-mind-ness en abstractie verwerkt hij die tot beelden die zowel herkenbaar als vervreemdend raadselachtig zijn en die daardoor onze verbeelding blijven prikkelen.

Kortom: de werkelijk zinvolle abstracte fotografie houdt zich daar op waar er nog voldoende herkenbaarheid (en schoonheid) is om de aandacht te trekken, maar waar het beeld tegelijk ook raadsels oproept, ongemakkelijk is en de beschouwer meetrekt in zijn verbeelding: als een mot gevangen in de fascinatie voor de vlam.